Column “Rangen en standen”

480

In de bijlage van mijn krant stond onlangs een uitvoerig interview met Meester Pieter van Vollenhove. Een zeer aangenaam gesprek, waar ook nog eens te lachen viel. Ik ben niet helegaar koningsgezind, al zit onze koning met zijn gezin mij ook niet meteen in de weg. ‘Het kost een hoop geld’ zegt een deel van het volk en dat is ook zo, maar dat kost een president met zijn of haar nukken ook. Van dat voltallige koningshuis hadden koningin Juliana en Pieter mijn grootste sympathie en niet alleen omdat we alle drie altijd op dezelfde dag verjaarden, nl. op 30 april. Dat schept toch ongemerkt een band. Vanwege de aanwezigheid van prins Bernard tijdens de Wereld Natuur Fonds-dag in de Jaarbeurshal te Utrecht ergens begin jaren ’80, kreeg ik bonje met een dame naast me die wilde dat ik bij de binnenkomst van de prins net als iedereen zou opstaan en applaudisseren. Ik deed dat niet omdat ik kort daarvoor had gelezen dat de prins, hoewel voorzitter van het WNF, zo af en toe op jacht ging en een olifant of een leeuw omlegde. Dat vond ik zeer in tegenspraak met zijn functie. Toen de prins met zijn gevolg binnenkwam en naar de stoel enige rijen voor mij liep, zag ik hem een kwartseconde naar mij kijken. De mevrouw naast me gaf me een peun en probeerde mij alsnog aan mijn arm omhoog te trekken. Maar ik bleef onverzettelijk. Dit gedrag leverde mij die dag geen vrienden op. Inmiddels weten we dat Neerlands hoogste prins van heel veel kwaad wist…

Laat ik zeggen dat ik nooit met enige hoogwaardigheidsbekleders kennis heb gemaakt. Ik heb nooit een minister aangesproken en zelfs nooit in een forum of discussie even lekker tegen een wethouder van het een of het ander aangeschopt. Ik ben een beetje van de oude stempel en acht iemand met een zekere positie al gauw mijn meerdere. Zoals men vroeger opkeek tegen de schoolmeester, de dominee en zeker tegen de burgemeester. In die zin is er wel wat veranderd. Neem nou onze burgemeester; een man van het volk. Altijd goedlachs en in voor een grapje. De eerste keer dat ik hem zou ontmoeten stond mij voor ogen hem aan te moeten spreken met ‘Meneer de Burgemeester’, maar zag me in dier voege op slag als een figurant van een hele slechte aflevering van Zwiebertje. De meeste andere aanwezigen tijdens deze gelegenheid spraken hem aan met zijn voornaam. Dat leek me toch wat al te kras! Het was wél de burgemeester! Ik hield het dus op ‘meneer’, zonder iets erbij. Dit is nog maar kort geleden. Ondertussen mailden we enige keren, maar we hielden het altijd formeel, want hij was in dienst en dan heeft men zich vice versa aan huisregels te houden. Onlangs trof ik hem weer in het echt en ik zei hem dat ik het jammer vind dat hij Aa en Hunze gaat verlaten. Dit is een understatement van jewelste, laat dat duidelijk zijn. Het werd een heel aardig onderonsje en de jij’s en jouw’s waren ineens niet van de lucht. Zo kan het dus ook, dacht ik, nadat wij met een handdruk uit elkaar gingen.

In dat interview met Meester Pieter las ik ook die voorzichtige hang naar het gewone. Toen ik het stuk uit had dacht ik ‘Hij zou best een hele leuke prins zijn geweest’. Op de foto bij het stuk lijkt hij erg op Willy Walden, van de Snip & Snap-Revue. Maar laten we wel wezen; is het koningshuis soms ook niet net een poppenkast, met Snip en Snap als hoofdfiguren en wij het publiek?

 

Willem