Column “Kleinkind”

362

Kleinkind

De vrouw en ik worden een beetje grootouders. Dat zal schrikken worden voor onze intimi, want die weten niet anders dan dat wij ons niet hebben voortgeplant. Of hebben wij ons buiten hun medeweten om op de één of andere manier toch vermenigvuldigd? Je weet tegenwoordig niet meer hoe één en ander reilt en zeilt. Sinds ivf een niet onbelangrijke rol is gaan spelen bij de menselijke voortplanting weet je soms niet meer hoe het zit met de precieze ouderslijn. Om over adoptie nog maar te zwijgen. In het verleden vond er natuurlijk ook van alles onder de lakens plaats wat volgens de regels van die tijd niet koosjer was en daar zag je naar verloop van tijd duidelijke sporen van terug. ‘Hai het dezulfde schaive neus’ of ‘Zai het dezulfde grode bek’. Bingo! Aan dat soort fenotypische kenmerken is niet te ontkomen. Met dat laboratoriumgewriemel is dat uit den boze, tenzij het nageslacht een gedegen dna-rapport meekrijgt, waarop precies staat wie de vader is en waar hij zich ophoudt. Daar zijn zelfs televisieprogramma’s over. Maar nee, wij, mijn vrouw en ik, hebben zich niet met vreemde kunstjes ingelaten. Het ligt veel dichter bij huis. Toen wij ons in het echt verbonden (op 16 juni a.s. 20 jaar geleden, bedankt alvast) kregen wij regelmatig twee kindjes op bezoek waarvan de ouders in onmin met elkaar leefden. Korte tijd later gingen ze scheiden en wij werden aangezocht als toeziende voogden. Dat is een eer zonder veel gevolgen. Wij voelden ons weliswaar een beetje de ouders van de twee kinderen, maar hadden geen vergaande verantwoordelijkheden. Toen ze 18 jaren oud waren verviel ons toezicht. De jongen bleef bij zijn moeder wonen en vloog pas onlangs uit. Het meisje woonde al heel vroeg met de nodige fricties op zichzelf. We boden aan dat ze ons ingeval van nood altijd kon bellen. Dat is nooit gebeurd. Ze is sterk uit deze strijd tevoorschijn gekomen en heeft zich goed ontwikkeld. Sinds enige jaren heeft ze een vaste vriend en wonen samen. Bij elke gelegenheid die zich voordoet (sinterklaas, verjaardagen) komen ze langs en dat voelt fijn en vertrouwd. Het zijn tenslotte wel de kinderen waar wij de toeziende voogden over waren.

Vorige week belde zij of ze even langs mocht komen. Tuurlijk. Het was op dinsdag, niet meteen een aparte dag voor een bezoekje. Het tijdstip was wel een beetje ongewoon: ’s middags om 5 uur. Mogelijk is dat de nieuwe theetijd, dacht ik nog. Maar eenmaal gezeten kwam het hoge woord er al snel uit: Ze was zwanger. Mooi, leuk, geweldig..! Er kwamen wat tranen bij en we dronken er een sapje op. ‘Jullie weten het als eerste’ zei ze toen de druk van de ketel was. Dat was wel bijzonder, want wij zijn niet de ouders, en dat zei ik ook. ‘Doe dan maar net alsof’ zei ze. En dat doen we. Dus als u mij in de   toekomst eens hoort praten over het opaschap, dan is dat niet helemaal uit de duim gezogen.

 

Willem