In- en uitchecken
Zoveel te verder ik mij van huis begeef, zoveel te meer voel ik mij een niet al te snuggere toerist. Onlangs begaf ik mij op een zaterdag met de trein naar ’s Hertogenbosch – of Den Bosch, zoals sommige mensen zeggen. Ik was alleen, want de vrouw sukkelt met haar been en kan niet goed lopen. Op zich is het best leerzaam zo af en toe eens op je uppie de wereld te betreden, want áls we al met de trein gaan dan regelt mijn vrouw altijd de kaartjes, terwijl ik de auto parkeer. Tegen de tijd dat ik op het perron arriveer heeft zij alles geregeld. Zo zijn de rollen al jaren naar beider tevredenheid verdeeld. De overgang van het papieren kaartje naar het electronisch inchecken is dan ook tamelijk ongemerkt aan mij voorbij gegaan.
Nu bezaten we nog enige papieren kaartjes en die moesten benut worden. Mijn vrouw had mij thuis al uitvoerig onderwezen over de door mij te verrichten handelingen, maar eenmaal bij het station zag ik alleen maar mensen met chipkaarten en ik verbeeldde mij dat mijn kaartje nog uit de tijd stamde toen karren nog op vierkante wielen reden en de politie zich op varkens voortbewoog. Een behulpzame mevrouw hielp mij er doorheen. Piep zei het ding en klaar was het. ‘Kind kan de was doen’ zei ik monter. In Zwolle moest ik overstappen. ‘Eerst uitchecken’ echode de stem van mijn vrouw door mijn kop. De tweede opstap ging prima en de afstap bij ’s Hertogenbosch ook. Het went gauw. ’s Hertogenbosch is een prachtige stad en heeft met Assen of Groningen gemeen dat het ver van Amsterdam afligt. Als ik iemand uit Brabant tref ben ik al snel geneigd te zeggen ‘zooh, hélemaal uit Brabant’ en nu zeiden mensen tegen mij ‘zooh, hélemaal uit Drenthe’, want ik maak mijn afkomst zonder moeite wereldkundig. Van ’s Hertogenbosch wilde ik door naar Vucht, maar nu vergat ik in te checken en kreeg bijna tegen de regel in wél controle. Twee controleurs ook nog. De woordvoerder zei ‘u hebt niet ingecheckt meneer’. Ik probeerde hem uit te leggen dat dit beslist geen opzet was, maar dat ik het systeem nog niet goed kende en zei dat ik bij mijn opstap in Assen toch wel mooi ingecheckt had en dat mij dat genoeg leek. Hij doorzag mijn draaierij en overwoog mij op de bon te slingeren, toen station Vucht in beeld kwam en ik met een sprongetje buiten stond. ‘Wel uitchecken’ hoorde ik in mijn achterhoofd.
In Vucht wilde ik naar het strafkamp uit de Tweede Wereldoorlog. Niet precies wetende waar ik dit vinden kon vroeg ik aan iemand die me de weg wees en erbij vertelde dat dit een behoorlijk eind was. Het was zoals ik later hoorde dezelfde weg die die weerloze gevangenen moesten lopen. Al met al een dik uur. Gelukkig ging er wel een busje terug naar ’s Hertogenbosch.
Op het hoofdstation was het nu een drukte van belang. Ik zoefde al bijna volleerd met mijn kaartje langs het apparaat, maar eenmaal in de trein dacht ik ‘jaah, maar ben ik nu in- of uitgecheckt?’ Ik had immers één keer niét gescand. Enigszins verward wachtte ik de gang van zaken af. Bij Nijmegen kreeg ik controle. Een mevrouw deze keer. ‘Ik weet niet of ik het goed gedaan heb’ nam ik meteen het voortouw. ‘Waarom denkt u dat?’ zei ze. Ze haalde haar scanapparaat langs mijn kaartje en zei ‘ Alles goed hoor, niks aan de hand’. Terug in Assen liep ik langs het apparaat en checkte uit. ‘Ja, nu hoeft het niet meer’ hoorde ik de stem in mijn kop. Uit balorigheid haalde ik het kaartje nog een paar keer langs de paal. Piep piep, piepte het door de stille avond.
Met een joyeus gevoel en een wereldse ervaring rijker liep ik naar mijn auto.
Willem