De geschiedenis van Gieterveen begint officieel in 1462, wanneer het dorp voor het eerst genoemd wordt in een akte. Hieronder vind u in het kort de geschiedenis van ons dorp beschreven. Deze begint in de prehistorie. Het dorp zelf bestaat dan natuurlijk nog niet. Het gebied echter wel.
Prehistorie en Middeleeuwen
Het landschap in Noord-Nederland en dus ook van Gieterveen is gevormd in de derde ijstijd of glaciaal (200.000 tot 125.000 jaar voor Chr). Er is dan sprake van een breed oerstroomgebied, het dal van de latere hunze, dat zich uitstrekt van de huidige Noordzee tot aan Emmen. De Hunze (wat moeras of modder betekent) slipt van af 70.000 jaar tot aan de Middeleeuwen voor een groot deel dicht. Het dal wordt gevuld met zand, veen en klei. De hunze werd in de jaren 60 gekanaliseerd. Hierbij werden de scherpe bochten uit de hunze gehaald. Het oude meanderende stroom gebied is vorig jaar hersteld door Het Drentse Landschap.
Over de prehistorie zijn slechts weinig dingen bekend. Er zijn bewijzen dat de Homo Neatherthalenis 125.000 jaar in dit gebied leefde. Dit waren de eerste menselijke bewoners van Drenthe. De Neathertalenis waren geen rechtstreekse voorvaderen van de huidige mens, Homo Sapiens Sapiens. De Homo Sapiens kwamen omstreeks 40.000 jaar voor Chr. in Europa. In de laatste periode van het Paleolithicum ( de oude steentijd) leefden er hier in Drenthe rendierjagers en vissers. Deze volkeren behoorden toe tot het Hamburg-cultuur. Er zijn nog een aantal gebruiksvoorwerpen gevonden van deze mensen in de buurt van de Bonnerveen. Het gaat hierom een hertshoorn bijl van 7000 jaar oud en een paar pijlpunten van 10000 jaar. Ongeveer 3500 jaar geleden begonnen de mensen in Drenthe met primitieve landbouw. Deze mensen behoorden tot de trechterbekercultuur. Dit volk stond ook wel bekend als hunebedbouwers. Door de landbouw waren ze aan een vaste plek gebonden en zo ontstonden de eerste dorpen.
Deze mensen bouwden hunebedden op hoger gelegen gebieden. In Gieterveen zijn geen hunebedden gevonden, omdat Gieterveen toen nog een onderdeel was van het Boertanger moeras en dat belemmerde het bouwen van de hunebedden. De dichtstbijzijnde hunebedden zijn te vinden bij Drouwen en Eexterhalte.
Officieel eindigde de prehistorie van dit gebied rond Gieterveen in het jaar 12VC. In dit jaar kwam dit gebied tijdelijk onder het bestuur van de Romeinen. Aan de hand van verhalen van de Romeinse geschiedschrijvers Plinius en Ptolemaeus weten we iets meer over de volkeren die hier leefden rond het begin van onze jaartelling. De Romeinen zijn maar tijdelijk in dit gebied geweest, want na 14NC werden ze terug gedreven tot de Rijn. Dit was het gevolg van de slag om Germanica Inferior Magna – welke Romeinse Provincie wij vandaag kennen als de provincies Overijssel, Friesland, Groningen, Drenthe, (Nieder)Sachsen en Nordrein/Westfalen, waarbij de Romeinen een groot deel van hun 4 legioenen in het Teutoburgerwoud en op het eiland Byrchanis (tegenwoordig het Drents plateau) verloren. Ze hebben ook nooit weer geprobeerd om het “Germania Inferior Magna” te heroveren op de germaanse stammen in deze gebieden. De Romeinse tijd voor Gieterveen begon op het moment dat Keizer Augustus zijn pleegzoon en latere Keizer Tiberius (uit 2e huwelijk met Livia) en Drusus (de broer van Tiberius) in 14VC de opdracht gaf om een buffer te creëren tussen de vijandige Germaanse stammen uit het Noorden en Oosten en het welvarende en winstgevende Gallia en Italia. De Alpine Campagne (14VC-68NC) zou een van de meest succesvolle campagnes worden die het Romeinse Rijk in haar geschiedenis c.q. expansiedrift gekend heeft. Wat Julius Caesar tussen 55-53VC niet gelukt was lukte Augustus wel en nog veel beter. In nog geen twee jaar tijd (14VC-12VC) werden alle Noordelijke en Oostelijke Germaanse stammen door de legioenen van Drusus en Tiberius letterlijk onder de voet gelopen. En net zoals in de tijd van Julius Caesar sloten de Bataven, Canninefates, Friesen, Chamavi en Chauci Minors zich bij de Romeinen aan in ruil voor privileges, belastingvoordelen en bescherming tegen vijandelijke Germaanse stammen zoals de Chauci Major, Cherussi, Bructerians, Chatti, Mattiaci etc. welke door de Romeinen en hun bondgenoten op hardhandige wijze werden ingelijfd. Door deze verdeel- en heersstrategie toe te passen tussen de Germaanse stammen werd het Germaanse Rijk letterlijk in tweeën gesplitst n.l. in een westelijk en oostelijk deel, waarbij het eiland Byrchanis het westelijk deel vormden.
Tot vrij laat in de middeleeuwen was het Hunzedal geen aantrekkelijk gebied voor de mens. Het nodigde allerminst uit tot permanente bewoning, wat wel het geval was met de hoger gelegen gebieden als de Hondsrug. Deze voldeden immers aan een van de absolute vestigingsvoorwaarden: droge grond. Bovendien liep er over de heuvelrug vanouds een weg, die de mogelijkheden garandeerde met anderen in contact te komen. Zo’n weg ontbrak aanvankelijk in het Hunzedal. Hier was de mens voornamelijk aangewezen op de rivier als hij zich in het gebied wilde verplaatsen en het schijnt dat zelfs de Vikingen dit gedaan hebben. In het Geschiedkundig Schoolboek voor Drenthe van J.S.Magnin uit 1851 is opgetekend dat 435 na Chr. de Noormannen een inval deden in het Groningerland en langs de Hunze ook in Drenthe. Hoe ver ze met hun schepen de rivier zuidwaarts hebben kunnen volgen vermeldt het boek niet, wel dat ze tijdens een andere inval in 808 mogelijk tot onder Odoorn zijn doorgedrongen.
De eerste mensen die zich gingen vestigen in Gieterveen waren boeren uit oost Groningen, die waren op zoek naar landbouw grond. In deze tijd was de omgeving van Gieterveen een groot hoogveengebied geworden. Ze vestigden zich op een zandrug in het veengebied aan de oostkant van de hunze. Op deze zandrug is Gieterveen later ontstaan. Dit gebeurde ruim voor 1600.
De vervening
De vroegere inwoners van Gieterveen leefden van de landbouw, maar deden alleen voor eigen gebruik aan turf steken. Dit was op kleine schaal. Begin van de 19 eeuw begon men met de grote vervening. De stad Groningen groeide en er was dus behoefte aan turf. In de buurt van 1830 werd begonnen met het steken van turf bij Gieterveen en Bonnerveen. In 1765 werd begonnen met het graven van het Stadskanaal. Parallel aan het Stadskanaal werd het Gieterveensche kanaal gegraven. Het Gieterveensche kanaal had een aantal verbindingen met het Stadskanaal. Vanuit het Gieterveensche kanaal werden er monden en wijken het veengebied in gegraven. Via deze waterwegen kon het turf worden afgevoerd naar de stad Groningen. Deze wijken en monden zijn deels terug te vinden in het landschap. Vanuit het Stadskanaal liep ook de Bonnermond tot aan het Schipperspad. Dit was een van de hoofdverbindingen tussen het veengebied ten oosten van Bonnerveen en het Stadskanaal. In de kopweg werd een draaibrug aangelegd, zodat de schepen met turf de kopweg konden passeren. De oude wijken zijn inmiddels uit het Drentse landschap weggerukt. Dit gebeurde tijdens de verkaveling van 2000 en 2001. Voor een betere afvoer van water zijn de meeste wijken vervangen door afwateringssloten en anderen zijn gedempt. Van de loop van de oude wijken is nu niets meer van terug te vinden in het landschap.
De meeste veenarbeiders kwamen van buiten Gieterveen. Ze kwamen meestal te voet. Een deel van de arbeiders kwam uit Duitsland. Hiervan heeft een deel zich later gevestigd in het veenkoloniën, waardoor er soms nog Duitse achternamen in de veenkoloniën voorkomen. Het leven in het veen was onmenselijk. Het voedsel was slecht en het werk was zwaar. De hutten van deze veenarbeiders werden gemaakt uit hout, stro en plaggen.
Bij slecht weer was er geen droge plek te vinden in deze plaggenhutjes. De kindersterfte was in die tijd dan ook zeer hoog. Om het leed iets te verzachten, werd er zeer veel alcohol gedronken. De plaggenhutten stonden vooral langs de tegenwoordige streek. In die tijd werd deze straat ook wel Plaggenstreek of Huttenstreek genoemd. Nadat het veen gestoken was werd de bovenste gedeelte van het veen vermengt met het zand dat onder het gestoken veen zat. Op deze manier ontstond vruchtbare grond. Dit wordt ook wel dalgrond genoemd. Deze vruchtbare grond trok veel boeren aan. Er werden in het veengebied wegen aangelegd en boerderijen gebouwd. Gieterveen kreeg op deze manier zijn huidige vorm.
Bronvermelding:
– Jo Tingen, Hoe Gieterveen eens was …, 1982, Gieterveen, ISBN: niet bekend
– Jo Tingen, Gieterveen, fragmenten uit haar Geschiedenis, 1989, Gieterveen, ISBN: 90-800416-1-0
– http://www.drentslandschap.nl
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.