Ik ken een schrijver uit deze provincie die een hekel heeft aan het woord ‘op’. ‘Ik gebruik het zo weinig mogelijk’, voegde hij mij eens toe. Het waarom hiervan heeft hij niet uitgelegd en misschien heeft hij er niet eens een goed onderbouwde reden voor. Hoe dan ook. Heb ik zelf woorden waar ik een hekel aan heb? Niet echt geloof ik, maar ik zal er gedurende het schrijven van dit stukje over nadenken. Intussen laat ik mijn licht schijnen over dat woord op, want dat zit nu ineens in mijn kop.
Ik reed even om en zag bij het dorpshuis een clubje mensen staan. Ze stonden te wachten om naar binnen te kunnen, want ze kwamen voor hun familiereünie. Het was nog niet zo ver. Pas wanneer allen zouden zijn gezeten en achter de koffie en gebak, zou men pas spreken van de reünie en zou het vooral gezellig heten. Want wij hebben alles gevat in regeltjes. Die kunnen je in bepaalde gevallen als een harnas de adem afsnijden, maar ik hoorde vrolijk gekeuvel. Ik zou er even heen kunnen lopen en een praatje aangaan want ik kende ze, maar dan zou ik mogelijk de boel maar ophouden.
Ik reed door naar de winkel. Ik had slecht een paar dingen, onder andere de krant. Van de twee kassa’s was er eentje buiten werking. ‘Hij hield er ineens mee op’, hoorde ik de kassière tegen de bedrijfsleider zeggen. Bij de werkende band groeide nu een rijtje. Er zat een nieuwe jongen achter de kassa en daardoor liep het niet gesmeerd. Dat moest juist hem overkomen! ‘Wij hoeft ja niet an’t heuien’, zei een dorpsbewoner inschikkelijk. Ik knikte. Toen ik aan de beurt was, gleed de bijlage uit mijn krant en de jongen keek mij vorsend aan. Leuk misschien om iemand in de kraag te vatten. ‘Die hoort erbij hoor’, zei ik. De jongen bekeek de kleurige bijlage, hij geloofde mij niet echt. ‘Kijk, dezelfde datum en de titel van de krant’, zei ik. Na een tweede keer gaf ik het op. Hij ook en schoof het door. De papieren krant heeft zijn langste tijd gehad, ik ben wat dat betreft een volhouder. Maar voor hoe lang nog?
Daarna reed ik terug. Over de Veenakkers en langs het huis waar Henk Eling met zijn gezin altijd heeft gewoond. Afgelopen dinsdag overleed hij. Hij was al lange tijd ziek en de laatste keer dat ik hem sprak zei hij dat hij ‘op’ was. Op. Het gaf een schok. In deze betekenis komt het bijna dreigend over. Daags voor hij insliep was hij nog aanwezig bij de beslissingswedstrijd van Gieterveen in Valthermond. Hij staat prominent op de foto tussen de spelers in Week in, week uit van afgelopen woensdag. De club continueerde en Henk was erbij. Een mooie afsluiting. Want Henk was gek van voetbal. Hij had zelf ook lang gespeeld en volgde ‘Gieterveen’ fanatiek. Daarbij vond het –als ze thuis speelden- plaats in zijn habitat, zijn leefwereld, want het sportveld, het dorpshuis en de school vulden voor een groot deel zijn werkzame leven. En dan zijn fietsrondje met de hond. Op die manier spraken wij elkaar onderweg nogal eens aan. Henk. Een bijzonder aardige man. En zo vlak na het overlijden van zijn vroegere buurman Roelof Luit. Dat heb je niet voor het beslissen.
Ik was hier nog mee bezig, toen ik uit de auto stappend om het hek open te doen, twee mensen naderbij zag komen die ik niet kende. Ik sprak ze aan, want we moeten zorg voor elkaar dragen en dat begint bij het elkaar leren kennen. Zo eenvoudig is het. Niet als onze broekzak, maar genoeg om elkaar in tijden van gebrek of nood te kunnen helpen. Ze waren inderdaad nieuw in het dorp en vinden het hier geweldig. Kijk daar kun je mee vooruit! En ineens wist ik ook aan welk woord ik zelf een lichte afkeer heb: aan ‘afscheid’. Op zeker moment in je leven krijg je daar mee te maken. Ik herinner me nog goed welk een enorme dreun ons buurtje te verduren kreeg toen tannie Kupers overleed. Ik was 12 jaar, daags erop werd ik 13. Het was voor het eerst dat ik van zo dichtbij met de dood geconfronteerd werd. Het woord afscheid bestond nog niet echt. Naarmate men ouder wordt, komt dat woord steeds meer in de taal voor. We moeten afscheid nemen van …. Enzovoort. We bekijken de overlijdensadvertenties in de krant, de krant die er over enige jaren misschien niet meer is. Gestorven, in overdrachtelijke zin welteverstaan. Of we horen terloops wie er uit de tijd is en we zien nieuwe mensen dat huis betrekken. Mensen uit een andere streek van Nederland die het hier prachtig vinden. Op zeker moment houdt het op en dan is afscheid nemen het laatste. Ik geef ijs en weder dienende hopelijk nog lang niet op en van u hoop ik hetzelfde. Nou, dat was het voor nu, ’t is even op! De zon roept om er op uit te gaan.
Maak er wat van, groet, Willem