Stramme rug

659

Er wordt weleens gezegd dat een stukjesschrijver uit elk gegeven een stukje moet kunnen wringen en misschien is dat wel zo, maar dan houdt men geen rekening met de lichamelijke omstandigheden van de schrijver. Roald Dahl -wie kent hem niet?- leed zijn levenlang aan hevige rugpijn en had in zijn schrijfhuisje te Great Missenden (ten Noord-Westen van Londen) een speciaal geprepareerde fauteuil. ‘Zo is het te doen’, liet hij Ivo Niehe, die eens bij op bezoek was, weten. Van Charles Dickens is bekend dat hij leed aan hevige migraine en dan toch van die dikke pillen schrijven. Zeer bijzonder. Ook John F. Kennedy leed aan hevige rugpijnen en ontving in een stalen corset allerlei wereldleiders. Ik geef het ze te doen. Als ik een boer met een schoffel gans de dag in een hoek van 45 graden bezig zie, voel ik de pijn al bijna. Het zelfde met stratenmakers en al die gravers voor onze waterleidingen of glasvezelkabels. Heel slecht voor de rug. Onlangs zag ik bij Expeditie Grunn nog een aardige ploeg Oost-Europeanen bezig een enorm veld van onkruid te ontdoen. Ecologische landbouw, geen gif, ben ik erg voor, maar jongens dat moet toch ook machinaal kunnen? Waarom zeg ik dit want ik ben niet meteen van het klagen over pijntjes hier en pijntjes daar (PHPD), maar de laatste tijd schiet mij de ene vuurpijl na de andere door mijn onderrug. Op naar de fysio dus en na een aantal pijnlijke knedingen ging het weer. Ik kon mijn wandelrondje weer aan. Nu is het geheugen een onbetrouwbare griezel. Ze zal geen waarschuwinkje vooraf geven als de rug op zijn donder gaat krijgen en dat je weer een paar dagen als een hoepel rond krummelt. Dat overkwam mij. Ik noemde Roald Dahl niet helemaal zonder reden. Voor het lezen gebruikte ik jarenlang een van de twee fauteuils die nog stammen uit de tijd van mijn grootouders. Enkele keren opnieuw bekleed, maar dat hield de houtworm niet tegen. Er brak eens een poot af en ik repareerde het met metalen plaatjes. Geen kijk. Een meubelmaker zou er tranen van in de ogen krijgen. Maar ik was wies met mijn ouwe stoel – zelfs toen de metalen veren steeds venijniger tegen mijn onderrug duwden, bleef ik hem trouw. Een extra kussen bracht ook geen oplossing. En dus overwoog ik de oude fauteuil toch maar weg te doen. Hij had zijn tijd echt gehad. Ruim honderd jaar oud, wat wil je? Het voelde weliswaar als een kleine revolutie, een soort amputatie. Toen deed zich bijna gelijktijdig het wonder voor dat ik een prachtige opstastoel kon krijgen. Voor niks! ‘Doen!’, zei mijn vrouw. Wij wrikten de nieuwe stoel in de Peugeot -het  paste precies- en wrikten het met zeker zoveel moeite weer uit de Peugeot en tilden het naar binnen. Dat had ik misschien beter niet kunnen doen en evenzo mijn helper en maat niet, want ook hij kampt met chronische rugklachten. ’s Avonds begon mijn rug te branden en de volgende dag was het opstaan een ramp. De stoel zit geweldig, dat is een ding dat zeker is en ik zal er nog menig boek in lezen. Eerst een beetje bijkomen, de rug weer op orde zien te krijgen en dan die ouwe stoel naar de vuilstort. Misschien schuilt er in het afstaan van die ouwe stoel wel een soort wraak. Niet voor niks zijn die verhalen van Roald Dahl vaak zo bitter, zo vol gemenigheid, maar kunnen kinderen en volwassenen over de hele wereld er zo vreselijk om lachen. Zo beschouwd kan het ook veel opleveren.  Even doorbijten dus. Morgen gaat de zon schijnen (is beloofd!). Oranje is goed begonnen. Dat geeft de mens wat extra levensvreugd en het nieuwe kabinet is na veel stampei eindelijk voltallig. Maar zien wat er van terechtkomt. Over drie dagen begint de zomer écht. Geniet ervan! Moi!!

Willem.