April-grillen

1048

Het was druk in Veendam, veel drukker dan ik had verwacht voor een maandagmiddag. Alsof iedereen de opsluiting vanwege de corona nog steeds aan het inhalen is. Dat is weliswaar al een tijdje geleden en de long-covidpatiënten worden, om aan te geven dat het nu wel genoeg is, sinds kort post-covidpatiënten genoemd. Alsof het hierdoor wat minder erg klinkt. Want het achtervoegsel post betekent dat iets over haar hoogtepunt heen is. Zoals bij woorden als postmodern, post-punk of post-PTT. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de patiënten zich er beter door gaan voelen. Eerder minder, zou ik zeggen. Want nu worden ze helemaal gebagatelliseerd, weggezet, in de hoek geschoven.

In meerdere winkels trof ik nog afgesleten vloerstickers die de klanten op anderhalve meter uit elkaar moesten houden en die er vermoedelijk tot aan de sloop van de panden zullen blijven zitten. Ik was een tijdje niet in parkstad geweest en wilde -nu ik er toch was- even checken hoe het met onze te besteden pengels zat en liep naar de RABO-filiaal. Maar tot mijn stomme verbazing zag ik dat een kraan bezig was de resten van het gebouw op te ruimen. Een sloophamer had het grote beulswerk al gedaan. Het was nog praktisch nieuw! zei ik bijna hardop. Er stond een groepje mannen van om en nabij mijn leeftijd door de betonmatten toe te kijken. Kapitaalvernietiging, zag ik ze denken. Ik kuierde richting de Kerkstraat en mijmerde over hoeveel hier door de jaren heen al niet is veranderd. Alleen het hoofdgebouw van de vroegere HBS staat er nog. Nu onderdeel van het Veenkoloniaal Museum. En Hotel Parkzicht zou je nog redelijk authentiek kunnen noemen. Voor de rest is er bijna niets meer over van de tijd toen ik er naar de LTS ging. De Kerkstraat is een schimp van wat het ooit was. De oude grandeur is helemaal weg. Heeft dat te maken met het veranderende koopgedrag? Zal best.

Afgelopen zaterdag liep ik in Gasselte de route langs plekken waar het in de aprildagen van 1945 hard toe ging. Dat is altijd weer schrikken. Niet alleen het zinloze krijgsgeweld met de nodige gewonden en doden tot gevolg, maar ook het verhaal van Saartje Frank, vermoord in Auschwitz, maakte diepe indruk. Ik liep op met een jongen die op zeker moment vroeg waar ik vandaan kom. ‘Daar kom ik bijna dagelijks om paketten te brengen. Dat ligt in mijn district’, zei hij. Ik zei dat ik nooit iets via internet bestel, maar de dingen die ik nodig heb in stenen winkels koop. Ik moest hem eventjes uitleggen wat ik daarmee bedoelde. ‘Maar dat is volkomen uit de tijd’, zei hij met lichte verbazing. Hij zal wel gelijk hebben en dat wij, post-neanderthalers, langzamerhand door steeds legere winkelstraten zullen lopen. En dat we zullen merken hoe stil het op straat gaat worden. Alsof we onszelf er van af willen sluiten. Ik weet niet of dát wel zo’n leuk vooruitzicht is. De koopavonden zijn op veel plaatsen al post-koopavonden geworden ….

De laatste aprildagen voelen voor mij altijd als de sombere opmaat voor de herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De kennis daaromtrent is naar het schijnt bij veel jongeren minimaal. Gelukkig waren er in Gasselte nog aardig wat jonge mensen. Ik hoop dat ze de kennis die ze zaterdag jongstleden hebben opgedaan doorgeven. Anders kunnen we straks spreken van post-herdenkingen en valt de ware reden voor Bevrijdingsdag min of meer weg. Dat maakt Bevrijdingsdag er natuurlijk niet minder om. Laten we dat vooral in stand houden en vieren.