Café aan de Hunze
Op een middag -ik was aan de straatkant in de tuin bezig- stopte er een fietser. Hij zei bestuurslid van de Historische Vereniging van Gieten en omstreken te zijn. Met name vanwege de Gieterveense bijdragen lees ik hun periodiek met enige regelmaat. Hij vroeg mij of ik de schrijfkunst beoefen en omdat ik dit niet ontkende vervolgde hij of ik niet eens een verhaaltje wilde schrijven voor hun blad, want ze kregen zo weinig copy binnen over Gieterveen. ‘Dat wil ik wel doen’ zei ik, ‘maar alles wat ik schrijf is wáár gebeurd en een verhaaltje doet veronderstellen ik de waarheid met een korreltje zout neem’. Hij keek me met een glimlach aan en zei dat het de vereniging uiteraard alleen maar om ware verhalen te doen is. Ik zei dat ik dat begreep, maar dat ik de zaken alleen even recht wilde zetten. ‘Want stel’ zo vervolgde ik ‘dat ik zou zeggen dat er in de bocht van de Hunze, daar waar de Beek zich er vroeger in uitstortte, een café heeft gestaan; dan moet ik dat wel hard kunnen maken’. ‘Maar daar heeft nooit een café gestaan’ zei hij stellig. ‘Oh nee?’ zei ik. ‘Luister es…
Een tijdlang liep ik regelmatig met de hond langs de Beek en mondde uit bij de Hunze. Bekend gebied voor ons Gieterveners. Meer dan eens vond ik op een bepaalde plek scherven van naar later bleek hele oude glazen en kruiken of zoals men dit ook wel noemt: diggelwerk. Nu zou je zeggen dat dat uit de grond komt wat door boeren bij de kanalisering en ruilverkaveling hier naartoe is gebracht en dat is zeker niet onmogelijk. Maar juist dít gebiedje is intact gebleven. Ik heb dit nagevraagd aan een landexpert. Ik ben dagen bezig geweest al die stukjes glas en aardewerk na te kijken en ik vond op enkele ervan de letters CC. Dat staat voor Cornelis Cetelaer. Dat was ten tijde van de vervening een groot man. Groningen kocht al het veen op en bracht dat middels schepen naar de stad. De Hunze was in die tijd maar een miezerig riviertje en schepen konden elkaar moeilijk passeren. Gerekend vanaf Exloërveen tot aan het Zuidlaardermeer lag Gieterveen precies in het midden. Geen wonder dus dat er bij Gieterveen een wissel kwam en bij die wissel bouwde Cornelis Cetelaer zijn uitspanning. Kassa! En schippers zullen er niet alleen hebben aangelegd voor een biertje, ze overnachtten er ook. Een cafébaas kon van het gelag alleen niet bestaan. Meestal was hij er ook nog boer of zelfs dominee bij. Cornelis Cetelaer was beide en daarnaast ook nog brouwer en zijn glazen liet hij merken met CC. Hij was eigenlijk als je het goed beschouwd een voorloper van Freddy Heineken. Intussen had ik op dat stukje grond ook een paar verweerde bakstenen gevonden en via het Klei Laboratorium te Kloostermop kwam ik er achter uit welke tijd deze stammen. Dit paste weer precies in het plaatje van Cornelis Cetelaer. Door de van regeringswege opgelegde turfquota aan de stad Groningen hield de Hunze- vaart eind 18de eeuw op te bestaan en omstreeks het Beleg van België hield het café het ook voor gezien en verviel…’
Gaandeweg mijn vertelling zag ik de man met stijgende verbazing kijken, maar omdat ik geen enkele teken van leugenachtigheid vertoonde was hij niet bij machte iets in te brengen. ‘Dus,’ zei ik ‘als u mij vraagt om een historisch verhaal, dan moet ik u tot mijn spijt mededelen dat ik alleen dít heb, maar ik vertrouw erop dat u het voor waar aanneemt en het aanlevert. Als ik u was zou ik dat zeker doen, want het blad kan wel een scoop gebruiken. Een paar foto’s van glasscherven en bakstenen zijn trouwens zó gemaakt’.
‘Ik weet het niet…’ mompelde de man en fietste enigszins slingerend richting het dorp. Ik ben benieuwd of de Vereniging mij vanwege deze onthullende bijdrage een gratis exemplaar toe zal sturen.
Willem