Column “Dat doet de jeugd, hè”

651

Dat doet de jeugd, hè                                                                                                                                                               10.9.16

In een paar dagen tijd heb ik drie keer oudere mensen over de verderfelijke leefwijze van de jeugd gehoord. De eerste keer gebeurde het dat ik al wandelende van het centrum van Gasselternijveen richting de molen en onderwijl rommel vergarende bij het bankje aldaar aankwam toen er net twee koppels fietsende ouderen arriveerden. De eerste man plofte op het bankje neer en haalde een zwareshagpuut uit zijn jasje. Ik zei ‘Goeiedag’. Er kwam enkel wat gemompel terug. Ik leegde mijn rommelzak in de container en zei ‘Ja, d’er wordt wat rotzooi in de bermen gegooid’. ‘Dat doet de jeugd, hè’ zei de man en begon een sigaret te draaien. ‘Nou niet alleen de jeugd hoor, de ouderen doen het net zo goed’ zei ik. Niemand van het viertal reageerde. Ik liep weer verder en besloot nog even langs De Spar te gaan. Die gaat over een paar dagen dicht. Te weinig omzet. De voedselwarenwinkelswereld verlidlt en verjumboot. Ik liep de winkel binnen en zag tot mijn leedwezen meerdere schappen zo goed als leeg. ‘Het is zowat gebeurd’ zei ik tegen een bejaarde mevrouw achter een rollator. ‘Ja jammer,’ zei ze ‘dat krijg je als de jeugd wegtrekt. Van oude mensen alleen kan zo’n winkel toch niet bestaan’. Ik zei niet dat dit onzin is, maar de keren dat ik in deze winkel kwam, trof ik er meestal wel één of meerdere jongeren aan. Ze kochten snoeperij en blikjes fris. En ik ga niet beweren dat deze jongeren de wikkels en blikjes keurig in een vuilnisbak gooien. Daar heb ik geen idee van. Ik was nietemin een beetje verbolgen dat er binnen een kwartier twee keer naar de jeugd als grootste schuldigen werd gewezen, terwijl ouderen in beide gevallen evenmin vrijuit gaan, al moet ik toegeven dat ik moeilijk het tegendeel kan bewijzen. Tja.

Vanmiddag moest ik even in Emmen zijn. Ik had mijn auto in één van buitenstraten geparkeerd en ik liep naar het centrum. Het was prachtig weer en op zeker moment zag ik een kastanje liggen. Dat vind ik het mooiste teken van de aangekondigde herfst. En ieder jaar pak ik zo’n eersteling op en stop het in mijn zak. Een naderbij komende man zag mij dit doen. ‘Ja, kastanjes zat’ zei hij. ‘Prachtig toch,’ zei ik ‘dit is de natuur op z’n mooist’. Het was een Indonesisch uitziende jongbejaarde man. Desondanks sprak hij met een duidelijke Emmense accent. ‘Jaah, maar de buurt verrommelt wel hoor’ zei hij. O-o, dacht ik. ‘Laatst lag er een condoom op onze brievenbus en nog gevuld ook!’ zei hij driftig. ‘Tjee’ zei ik. Ik had natuurlijk bijzonderheden over het één en ander kunnen vragen, maar daar voelde ik niet voor. ‘Ja, dat doet de jeugd hè’ zei hij. ‘Misschien uit verveling ofzo, want anders gaan ze de boel maar lopen vernielen’. ‘Ach, zijn we zelf vroeger ook niet weleens ballorig geweest?’ zei ik voorzichtig. ‘Ja maar dit soort smerigheid deden wij niet’ riposteerde hij. Ik tikte hem even op de schouder en wenste hem een goeie dag en liep verder. De jeugd, dacht ik, altijd weer de jeugd. Zou het niet wat zijn om aan bijvoorbeeld zo’n Pokemon-spel opdrachten te verbinden die punten geven met het schoonmaken van de natuur? “Verzamel 5 kilo zwerfvuil, deponeer het in een grijze afvalcontainer en ga naar de volgende opdracht”. Zoiets. Het probleem is alleen dat rages zo kort duren en dat er altijd jeugd blijft. Hoe valt hier op ludieke wijze een mouw aan te passen?

En terwijl ik zo met de kastanje in mijn zak zat te friemelen moest ik ineens weer denken aan die man bij de molen. Waar zal die man zijn peukie hebben gelaten? dacht ik. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ligt het tussen al die andere peukies naast de vuilcontainer. In de grond van de zaak is hij in dat geval geen donder beter dan de zo vermaledijde jeugd.

 

Willem