Het ouwe café

697

Het ouwe café wordt (of is inmiddels al) verkocht, hoorde ik vanmorgen. Ik keek er niet echt van op. Het staat al jaren te verpieteren en dat heeft het niet verdiend. Er zal iets mee moeten gebeuren voordat het helemaal vervalt. Ik zei dus ‘Café Zwiers’ en iemand anders zei ‘Nee, café Hoving’. Dat gaf meteen aan dat wij wat betreft het pand uit twee verschillende tijden komen. Ik ken het namelijk als café Zwiers en noem het nog steeds zo, hoewel Derk en Hilly Zwiers het al in de zeventiger jaren verkochten. In de tijd dat zij het bestierden, kwam ik er als schoolkind nogal eens omdat wij schoolkinderen er in de grote zaal gymnastiekles van El Oosting kregen. In de zomertijd gymden we op het schuin achter het café gelegen sportveld. Op die plek staan nu huizen en het smalle Meertenspaadje van vroeger is een brede Meertensweg geworden. En we kwamen er natuurlijk als pupillen van Vlugheid en Kracht tijdens de gymnastiekuitvoering. Ik heb op dat toneel doodsangsten uitgestaan, omdat ik als tenger manneke geacht werd op mijn handen op de brug te staan, terwijl een van mijn klasgenootjes, staande op de leggers van de brug, mij bij de onderbenen vasthield. Het was een tour de force van jewelste. De acrobatenact van circus Toni Boltini was er kinderspel bij. En dan moest je ook nog weer naar beneden! Net zo’n drama. Soms maakte iemand een misstap, maar het liep naar mijn weten altijd goed af.  Als dit alles achter de rug was, kreeg ik van mijn vader in de voorzaal een flesje fanta (of iets van dien aard). Dat had ik meer dan verdiend. 

Met mijn enige acteursoptreden verliep het niet veel beter. Ik speelde in een kort drama het hoofd van een gezin, dat verder bestond uit mijn vrouw (Aaltje Germs) en twee kinderen (ik weet niet meer wie dat speelden). De rode lijn in het spel was dat  vader een nieuwe pyjama had gekregen, maar het ding was veel te lang en vader maakte amok. Tot zover ging alles goed. Wij gingen naar bed. Maar toen kwam eerst mijn vrouw (Aaltje dus) met een schaar het toneel op en knipte keurig een stuk van de pijpen van de pyjama. Daarna deden de twee kinderen afzonderlijk van elkaar hetzelfde. En als laatste moest ik dat dan doen. Wonderlijk dat dit alles zich zonder dat een van ons het door had plaatsvond. Maar goed, daarvoor was het toneel. Mijn knippen ging echter minder vlot dan dat van mijn geliefde huisgenoten. Ik begon, mogelijk door de zenuwen, te schelden dat de schaar stomp was, hetgeen leidde tot een geweldig gerob. Aan de zijkant van de coulissen zag ik mijn vrouw en kroost schateren van het lachen. Dat deed er ook geen goed aan. De zaal, mogelijk in de veronderstelling dat het zo hoorde, begon spoedig mee te lachen. Daarenboven begon ik woorden uit te slaan die helemaal niet in het boekje stonden. Souffleur meester Van Gogh probeerde mij vanuit zijn hokje nog enigszins bij te sturen, maar dat had weinig zin. Toen ik tenslotte een paar lappen van het inmiddels tot vod verworden ding had afgeragd en even later met het wanproduct op het tonel stond had het de lengte gekregen van een moderne boxershort. Ik mocht blij zijn dat het gezin niet uit pak’m beet vier of zes kinderen had bestaan. Weliswaar had ik de schaterlach op mijn hand, maar ik wist op dat moment absoluut zeker dat mijn toneelcarrière een vroege dood was gestorven.

Ach, en dan het bal na en vooral de polonaise aan het eind van zulke avonden. Ter verhoging van de feestvreugde werden er twee stoelen in het midden van de zaal of op het toneel geplaatst en aan het eind van de polonaise moest men per paar op de stoelen klauteren en elkaar een zoen geven. Niet zelden waren dat twee mensen die officieel helemaal niet bij elkaar hoorden, maar het kwam getalmatig zogenaamd zo uit of ze deden het expres. Romantiek van de eerste orde en hilariteit alom. Daar werd in de regel nog weleens lang over door gespeculeerd. Wij kinderen deden aan dat spektakel natuurlijk ook mee. Tenminste, als je durfde! Dagen kon ik er wakker van liggen. Zou mijn liefste schoolvriendinnetje waarmee ik het had afgesproken wel met mij…. of zou ze toch met Harrie of met Dikkie of met Bert of wie weet ineens met héél iemand anders….. Niets veranderlijker dan de mens. En als zij het nou ineens helemaal niet meer zou durven! Oh, heremijntijd, wat een kwelling! Maar het ging wél door en wij bestegen spontaan die twee stoelen en zoenden elkaar alsof het dagelijkse gewoonte was en ik was zo groots als een krielhaantje maar kan zijn! Helaas, de ‘verkering’ hield geen stand. De maandag erop was de begeestering alweer verbroken en speelde ze met Jan en alleman. Ik had nog veel te leren. We gingen van school en daarna kwam ik ook bijna niet meer in dat café.

En nu staat het al jaren te verkommeren. Jammer. De status van café zal het wel niet meer hebben. Maar het was toch de plek waar veel van de kinderen van Gieterveen ooit hun eerste schreden hebben gezet naar de grotemensenmaatschappij. Een café met een lange staat van dienst. Ik hoop dat er wat moois mee gaat gebeuren, al was het maar als een mooie en blijvende gedachtenis aan Derk en Hilly Zwiers .