Sinds we een nieuw hondje hebben -onze oude gaf de geest na ruim 19 aardse jaren- ben ik, omdat het een jonkie betreft, elke dag genoodzaakt enige wandelingen te maken. Dat is goed voor hondje én baas. Heel plezierig is het ook om het dorp op verschillende tijdstippen te beleven. Twee van mijn daagse wandelingen maak ik in wat weleens de ‘randen van de dag’ worden genoemd: ’s ochtends en ’s avonds. Het is meestal heel rustig. Daar hou ik van. Maar wat me dan opvalt is dat er zoveel vliegtuigen overkomen. Bij het ochtendgloren zie je het aan de vele condens-strepen en ’s avonds in het donker aan de knipperlichten en hoor je het door het geluid van de motoren. Ik behoor tot de steeds kleiner wordende groep mensen die nog nooit heeft gevlogen en ik zal het waarschijnlijk ook nooit doen. In mijn vroege jeugd woonde er een man in ons buurtje die mij altijd wees op de toen nog sporadisch overkomende vliegmachines. ‘Kiek Weulm, een vlaigmesien’ zei hij dan en dan keken we beiden omhoog tot het uit zicht was. Nu zijn er onderhand meer vliegtuigen dan grutto’s of kievieten en dat baart me zorg. Niet dat ik principieel iets tegen vliegen heb, maar dat het zonder enige weerstand over de hoofden van de aardbewoners plaatsvindt verbaast me. Immers, we willen graag in alles wat onze gezondheid en veiligheid aangaat gekend worden en dit laten we zonder morren toe. Milieu is een machtig woord geworden. Fijnstof is de nieuwe killer en kijk eens naar de verhitte discussies over windenergie, evenzo over de aanleg van zonneparken. Over de strijd tegen de vervuilende kolencentrales en het verzet tegen kernenergie hoef ik het niet eens te hebben. En die vliegtuigmaatschappijen kunnen maar doen wat ze willen, denk ik als ik naar die laaiende luchten kijk. Er was ooit een afspraak dat er niet gevlogen mocht worden in de nachtelijke uren, maar stilaan rekte regering na regering dit op tot het begrip nachtelijke uren niet meer bestond. Zo gaat dat. Het feit dat vliegen als de meest veilige manier van vervoer wordt gezien, wil toch niet zeggen dat er geen grenzen meer zijn.
Vanmorgen telde ik 10 verschillende uitgewaaierde condens-strepen en zag 3 zilverkleurige toestellen overkomen. Waar gaan al die mensen naartoe, dacht ik? Gaan ze op vakantie of gaan ze op familiebezoek? Ik gun ze het van harte, maar ergens schuurt het. Wát als er 2 van die volle kisten op elkaar botsen… Bestaat er voor de aardbewoners zoiets als een noodplan? Misschien is die vrees van mij overdreven en is ze al begonnen bij dat ‘Kiek Weulm, een Vlaigmesien’. Maar toen keek ik nog onbevangen naar de toekomst en was vliegen héél bijzonder. Misschien had dat zo moeten blijven.
Willem