Column: Naar z’n grootje

426

Niet om het een of ander, maar ik lees weleens dat de ouders van kinderen en dan weer diens kinderen reuze populair bij hen zijn. Ik spreek hier dus over grootouders versus kleinkinderen. Het klinkt bijna beledigend voor de kinderen dat opa en oma het zo goed met hun kroost kunnen vinden. Tussen ouders en kinderen willen de ramen nog weleens rammelen. De kwestie is dat grootjes niet de problemen hebben die zij wél met hun kinderen hadden en dat ze alleen de mooie kanten van hun kleinkinderen zien. Ik kan er zelf moeilijk over oordelen en toch zie ik het overal waar ik kom. Soms komt het zelfs heel dichtbij.

Vandeweek zat ik in de tuin. De mussen vielen bijna van het dak van de hitte, het was alsof het leven compleet stil stond. Plotseling hoorde ik een vreemd gerammel en een plofje vanachter onze heg komen. Omdat ik nieuwsgierig van aard ben en altijd bereid te helpen, stond ik op en keek vanwaar het geluid kwam. Ik zag een jongetje enige meters van zijn fiets in het gras zitten  bezig met zijn mobieltje. Ik liep op hem af en zei: ‘Wat is er aan de hand, jonkje?’ ‘Ik wou mijn moeder even bellen, maar ik krijg geen verbinding’ zei hij met ijle stem. Dus dat was het. Ik vroeg hem waar hij naar toe moest. ‘Naar Nieuwediep’ zei hij. Elke dag zo ongeveer 4 kilometer heen en 4 kilometer weerom, ik had meteen met hem te doen. Met zijn mobieltje ging het niet goed en hij zuchtte van inspanning. ‘Heb je zin in een ijsje?’ zei ik daarom. Een gevaarlijke vraag, ik weet het, maar om hem het plezier van een ijsje te misgunnen omdat sommige volwassenen gestoord zijn, ging mij wat te ver.

‘Oh jawel’ zei het jongetje en borg meteen zijn mobieltje weg. Ik zei ‘Zet je fiets maar tegen het hek en kom maar binnen’. Mijn vrouw schepte hem een bakje vol ijs en hij begon al pratende te lepelen. Wat zijn vader deed en dat zijn moeder ook werkte en dat hij door zijn opa en oma na schooltijd werd opgevangen. Gaandeweg zag ik steeds meer overeenkomsten met mijzelf toen ik ongeveer van zijn leeftijd was. Als ik nu 8 of 9 jaar zou zijn, zou ik geheid ook aan een mobieltje gekluisterd zitten en de nieuwste liedjes streamen en ik zou mijn ijsje op dezelfde manier naar binnen lepelen als hij. Toen hij klaar was, stond hij op en zei dat hij nu bliksemsnel naar huis moest. Maar het was geen weer iets bliksemsnel te doen en daarom zei ik ‘Moet ik je even brengen?’ Met al dat ijs in de pokkel leek hem dat wel wat. Ik legde zijn fiets achterin en liet hem voorin stappen. Toen we wegreden zei hij een beetje ontdeugend dat hij van zijn vader nog niet voorin mocht. Hij hield zijn veiligheidsgordel met beide handen vast alsof hij in een kermisattractie zat.

Ik had de ramen open, de wind waaide door zijn kuif. Zo reden we naar Nieuwediep. ‘Daar staat oma’ zei hij zich boven het dashboard oprichtend naar een dametje van ongeveer mijn leeftijd dat voor een keurig bijgehouden tuintje stond. Ik stopte en zei ‘Dag oma’. Ze keek even verschrikt, zag toen haar kleinkind en lachte. Ik liet het jongetje uit, pakte de fiets en reed even later langzaam terug. Kleine moeite, groot plezier, echode nog na.

Ik begrijp de liefde van die oudjes voor hun nakroost wel. De lusten afwegend tegen de lasten (even op zijn voetbals): 10-0!