Column: Vermakelijkheidsbelastingaftrek

371

Het zijn geweldig rijke dagen. Ik bedoel rijk in materiële zin én wat betreft het geluksgevoel. Het tweede is zonder twijfel afhankelijk van het eerste, dat valt moeilijk te ontkennen. In een tochtig, koud huis zal men niet snel tegen het plafond springen van geluk, evenmin als het leven van hem of haar of een naaste op kieperen staat. Veel mensen zoeken het geluk in grote dingen en zien daardoor de weelde van het kleine over het hoofd. Rondkijkend in de wereld, nou ja, voor zover je daarvan kunt spreken, want wij zien de vreselijkste zaken op de televisie en lezen het in de krant, kun je wel stellen dat wij het hier nog aardig treffen. Dat er desondanks toch geklaagd wordt ligt voornamelijk aan onze aard. Zelfs het winnen van de pot is voor sommige mensen geen reden om niet meer te klagen. Daar valt niets tegen te doen.

Vanmiddag waren we even in Stad. Het was de Dag van de Grunneger Toal. We wonen dan wel aan de Drentse kant van de grub, dat neemt niet weg dat wij ons ook erg met Groningen verbonden voelen. Er was als gewoonlijk weer een rijk aanbod aan artiesten en sprekers. Na afloop van het optreden van een artieste die een hilarische show neerzette, complimenteerde ik haar in de wandelgang. Ze zei dat er een man op de eerste rij zat waar geen lachje vanaf kwam. Dat stoorde haar enorm. Ik zei dat hij waarschijnlijk geen vermakelijkheidsbelastingaftrek geniet. ‘Zou het?’ zei ze verbaasd en lachte het weg. Ik hoorde bij mijn allereerste werkgever eens iemand tegen een chagrijn van een vent zeggen: ‘Kun jij niet lachen ofzo, of betaal je misschien teveel vermakelijkheidsbelasting?’ Die opmerking is mij altijd bij gebleven en schoot mij nu ineens in de zin.

Een stad is overigens niet echt aan mij besteed. Na een paar uurtjes ben ik de drukte en vooral het elkaar onverschillig, ongegroet passeren -dat zit zo in een dorpsmens- zat en wil ik wel weer naar huis. Vandaag was het er ook nog storm- en regenachtig bij. Dat is voor een stadswandelingetje helemaal funest. Je loopt langs een paar torenhoge bouwwerken en wordt plotseling door een windhoos bijna van de sokken blaast.

Alsof wij in Gieterveen geen wind zouden hebben. Best wel… Het bord voor de verkiezingsposters op ons brinkje is tenminste aardig schoongespoeld en -gewaaid en kan zo het magazijn weer in. Waar we nu op moeten stemmen blijft onduidelijk. Hoewel, de dames en heren politici waaiden zelden zo ontstuimig met alle winden mee. Toch gaan we stemmen, ook omdat dit iets vermakelijks heeft. Veel bewoners van landen om ons heen kijken hoog tegen onze vrijheid en onze rijkdom op en zouden dolgraag met ons willen ruilen, dat geef ik u op een briefje. Daar moeten we fier op zijn. Of het uiteindelijk veel zin heeft… daar weten ze in Groningen alles van. Ik stem echter altijd met de gedachte in mijn achterhoofd dat ik met mijn krabbeltje een tegenstander wegstem. Dat is toch eigenlijk om je krom te lachen?

Willem