Column Willem Haandrikman “Pijpie roken”

1187

Pijpie roken

De zomer loopt een beetje op z’n eind, dat wil zeggen de meteorologische. Het weer bepaald zelf het hoe en wat. Daar kunnen wij mensen voorlopig nog niks aan veranderen en dat is in bepaalde opzichten maar goed ook. Nu ik dit schrijf lijkt het al dik najaar; het regent pijpenstelen, het onweert en de temperatuur zakt tot onder de 20 graden. Het laatste graan staat echter nog op het veld. Dat zou mijn vader, die altijd graag de eerste met het zaaien en het oogsten wilde zijn, moeilijk hebben kunnen verkroppen. Maar tegen het weer is geen kruid gewassen. Het zij zo!

Afgezien van deze plotselinge weersomslag waren het geweldige weken. We hadden de oude vriendenclub weer eens bij elkaar, de familie voor een groot deel en afgelopen zaterdag waren we in een zonovergoten Appingedam bij het Shanty-korenfestival. Shantykoren waren vroeger bepaald niet mijn ding, maar Appingedam laat al jaren zien dat dit gezingzang een heel breed scala van vermaak is geworden. Het loopt van solisten tot Dubliners-achtige folkgroepen. Van intieme a capella tot snoeiharde rockzang. Mooi man! Wij genoten met volle teugen. Het trekt liefhebbers uit alle windstreken en opmerkelijk was het dat ik tussen al die mensen weer pijprokende mannen zag. Ik ben helemaal niet meer van het roken van sigaretten of sigaren en de discussie erover is aan mij niet besteed, maar zo’n pijpie heeft toch wel wat.

Een paar dagen voor Appingedam waren we even neergestreken bij bakker Joost in Odoorn -Rutte wil nu eenmaal graag dat wij onze zuurverdiende centjes verbrassen, nou ja, we doen ons best!- toen mij ineens de geur van toffee in de neus priemde. Ik dacht eerst nog dat dit misschien uit de bakkerij kwam; dat het de uitwaseming van een toffeebroodje in wording was, maar toen ontwaarde ik plotseling een eind verderop een man met een pijp. Het was niet eens een oude man -sterker nog, hoogstens veertig. Toen ik dit even tot me door liet dringen herinnerde ik me dat ik ook in Haren onlangs enige heren met een pijp over straat had zien lopen. Maar ja, dat is in Haren… Maar in Assen zag ik laatst op een terras ook een pijproker en zelfs in Gieten kwam ik al iemand tegen. Ik vermoed dus dat het pijproker aan een opmars bezig is.

In mijn eigen rookjaren ben ik naar de mode van die tijd ook eens aan een pijpje begonnen. Pijproken stond voor alternatief en er welde meestal een baard en/of een snor rond het ding. Dat ontbrak er bij mij aan. Misschien was dat de reden dat ik de brand er niet echt in kreeg. Mijn goede vriend Meerten kon er beter mee overweg. Met lichte afgunst zag ik hoe zijn pijp er altijd lustig op los kachelde. Na een paar weken smeet ik het ding vergreld aan de kant en ging weer over op tabak (Samson) en voor afwisseling zo nu en dan een Wilde Havana. Dat heb ik tot eind jaren ’80 volgehouden. Toen ben ik er voorgoed mee gestopt. Aan een pijp zal ik dus echt niet meer beginnen, maar als alle sigaren- en sigarettenrokers op de lange duur nu eens over zullen gaan op pijproken, dan zal mijn jubelzang snel over zijn. Nu vind ik twee van die rotkoppen aan één steel (dit gezegde deed het imago van de pijproker ook geen goed!) nog heel aardig om te zien. Saillante bijkomstigheid: de echte pijproker kan zelfs met dit weer zijn neuswarmertje nog goed aan de praat houden; gewoon door het om te draaien. Dat zou mij noooiit gelukt zijn. Strikt genomen was ik in de dop eigenlijk al geen pijpieroker. Nou ja, ik kan daar heel goed mee leven.

 

Willem.