Vanmiddag reden we een rondje en belandden bij het Hunebedmuseum in Borger. Een mooie plek om tot rust te komen. Niet alleen het museum, maar vooral de tuin er omheen. Ik heb in dit museum een tijdje als vrijwilligger gewerkt en voel me er nog steeds thuis, temeer de oudheid en dan met name die van Noord-Nederland mij erg boeit. Kennelijk straalde ik dat een beetje uit, want er kwamen regelmatig bezoekers bij me met vragen. Een hoop daarvan kon ik wel beantwoorden. Maar over stenen, en dat is feitelijk de main issue van het museum, weet ik niets. Daarvoor hadden we een kenner en als er dus iemand met een bijzondere steen kwam adviseerde ik ze met hem contact op te nemen.
Op een dag kwamen Fedde en Wies de Boer op bezoek in het museum. Leuk, eindelijk eens een paar Gieterveners. De enige keer dat ik mij dat heugen kan is toen een groep agrariërs (dames en heren) een dagje-uit opsierden met een bezoek aan het museum. Ik vertelde de bezoekers voorafgaand aan de film in het zaaltje meestal even iets over wat men te zien kreeg. Dat deed ik toen ook, dat wil zeggen ik wilde hier net aan beginnen, toen iemand ineens riep ‘Oh, moar dat is Weulm ja’. Ik was meteen weer thuis en ging spontaan over in het plat. Fedde vroeg en hierbij haalde Wies een paar steentjes tevoorschijn, of ik ook wist wat dit was én de eventuele waarde. Ik zei al, ik weet niets van die dingen. Ik verwees ze dus door naar onze expert. Veel later kwam ik Wies weer eens tegen en vroeg wat de oogst had opgeleverd. ‘Niet veel’, zei ze. Een beetje teleurgesteld was ze wel. Ik zei dat ik het ook graag anders had gezien. Ik moest hieraan denken toen we door de zonovergoten vlindertuin liepen en ik stilviel door de bloemenweelde. Dat had natuurlijk een extra reden, want vorige week overleed Wies de Boer plotseling. Een slag bij heldere hemel. Wies was zo onderdeel van ons dorp dat je dit niet goed kunt bevatten. Ik weet wel dat het menselijk landschap continu verandert, maar kennis staat los van emotie. Daar kom je pas achter als er iemand in je omgeving wegvalt. Dan piep je wel even anders.
In het museum zag ik veel nieuwe medewerkers. Waarom die ouden er niet meer zijn kan allerlei redenen hebben. ‘Nou, tot kiek moar weer’ zei ik tegen de enige die ik nog kende van toen. ‘Ja jullie ook’ zei ze. In de auto dacht ik ‘nou kop ‘d er veur’ en reed nog enigszins in gedachten verzonken weg.
Willem.