Wilfried zit op zijn favoriete stek op de vensterbank naast mijn leestafel en snort zich de kaken blauw. Er ligt een dun laagje sneeuw op het pleintje. Alsof iemand daar vannacht een zak suikerpoeder heeft leeggestrooid.
Gerrit loopt er voorzichtig omheen. Ik hoor aan het afnemen van het snorren dat Wilfried hem goed in de gaten houdt. Door het resoneren klinkt er nu een lichte brom. Ik strijk hem even over de rug. Hij gaat meteen weer op vol. Gerrit installeert zich nu onder de tuintafel en wacht de dingen af die komen gaan. Dat kunnen zijn: buiten blijven en misschien een muis vangen óf via het luikje naar binnen gaan, waar zijn kostje altijd klaar staat. Twee kattenlevens in een notendop.
Bij mensen is het niet zoveel anders. Je kunt altijd twee kanten op: de goeie of de slechte. ”t Kun minder’ zegt de één en bedoelt dat het geweldig goed gaat, ‘Ik kan niet pochen’, zegt de ander en dan gaat het beroerd. Daar kun je op rekenen. Noordelingen zijn meesters in het afzwakken van hun gevoelens en omstandigheden. Misschien dat de moderne twitterij voor verandering zal zorgen, want daarbij kun je allerlei berichten zonder goed na te denken de wereld insmijten en moet de ontvanger maar zien wat-ie er mee doet. Ik ben niet zo van die wereld. Ik stuur het liefst een kaartje of een mailtje naar de betrokkene. Dat lijkt ouderwets, maar het is vreedzamer en de boodschap komt veel persoonlijker over en daar gaat het om. Dat heb ik de afgelopen weken wel gemerkt, nu ik een beetje in de lappenmand lig. Het voelt weldadig aan. Je merkt dan dat je niet in een bubbel leeft, dat er mensen zijn die met je meeleven. Dank daarvoor. Over een poosje ben ik weer helemaal de ouwe en pluk ik de vruchten van deze opbeuring. We moeten elkaar vooral in tijden van lichamelijk ongemak een beetje steunen, nietwaar?
Gerrit heeft, nu ik even niet oplette – omdat ik wat zat weg te mijmeren, zijn muis te pakken. Wilfried snort er lustig op los, Trudie de hond ligt in zijn bakje en de vrouw rommelt in de keuken. Het kun minder, héééél veel minder