Über die Grenze

117

Mijn actieradius is niet erg groot, ook nooit geweest, als ik de landen rondom Nederland tenminste even vergeet. Die heb ik dan weer wel meerdere keren bezocht. Ik zeg dit omdat het tegenwoordig helemaal niet vreemd is als kinderen al meerdere keren aan de andere kant van de aardbol zijn geweest, maar nog nooit in onze buurlanden. Verweggistan is voor het aanzien kennelijk veel beter. Een handicap is natuurlijk de taal. In Denemarken en in Zweden was dat al een probleem, hoewel er hier en daar wel iets Angelsaksisch doorheen klonk en ik met mijn steenkoolengels een heel eind kwam. Verderop wordt het steeds moeilijker en dat mijd ik daardoor liever. Nu worden Nederlanders door buitenlanders geacht taalwonders te zijn. En als zíj het niet denken, dan denken wíj het wel. Dat gaat denk ik maar gedeeltelijk op. Het is vooral veel handen- en voetenwerk en luidruchtigheid. Met het Duits weet ik mij slecht te redden. Dat heeft zeker te maken met de geschiedenis. Duits was daardoor niet erg populair. Ik vrees dat ik hierin geen uitzondering ben.

Vanmorgen reed ik naar De Bulten. Dat ligt achter Nieuw-Annerveen. Het is een mooi en vooral stil gebied. Ik wandel er graag. Ik parkeerde bij de afslag naar Breeland en liep met mijn hondje richting De Hunze. Toen dook er plotsklaps een grote groep kinderen op. Kinderen in de tienerleeftijd, begeleid door enkele ouderen. Waar kwam die ploeg ineens vandaan? Ik groette ze, maar ze doken wat timide weg in hun kragen. Wat bleek; het waren Duitsers. Kennelijk verbleven ze bij de groepsaccommodatie Breeland. Toen ik hun afkomst merkte, liet ik nogal krachtig ontvallen: ‘Ah über die Grenze, ach so’. Meerdere jongens en meisjes lachten. Ik voelde meteen lichte schaamte, want was wat ik zei wel goed Duits (of Steinkolhe-Deutch) of kwamen die lachjes voort uit een soort herkenning? Daar kwam ik niet achter en de groep liep mij welhaast zwijgend voorbij. Of zou het kunnen dat zij zich niet helemaal comfortabel voelden met mijn quasi-vrolijke uitroep? Over het algemeen kunnen wij toch wel goed met de Duitsers overweg en -niet onbelangrijk!- ze brengen ons veel geld in het laadje. Maar het duistere verleden is bij menigeen latent aanwezig en ook dat zal meespelen. Dat merkte ik meer dan eens tijdens mijn werk op de bloemenveiling.

Inmiddels zijn we drie generaties verder en peddelen we al jaren moeiteloos vice versa de grens over. De laatste tijd echter wordt er geroepen om strengere controle. De douane moet terug. Daar valt zeker wel wat voor te zeggen. Maar bijna automatisch denk ik aan de Joodse vluchtelingen die in de jaren dertig Nederland binnentrokken en werden opgevangen in een kamp nabij Westerbork. Het verloop ervan is bekend. Dat alles is lang geleden maar niet vergeten. Het akelige is echter dat er bewegingen zijn die de geschiedenis willen zuiveren van die bruine drab. Zelfs de boeken willen aanpassen, het verleden uitwissen. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar.

Daar zat ik over te denken, toen er nog een jongen aan kwam lopen. Hij was een beetje achtergebleven.’Gutenmorgen’, zei hij in het voorbijgaan en rende toen achter de groep aan. ‘Hij kan van alles worden’, dacht ik ‘maar voor mij is hij voor zover ik hem ken een Gutmensch’. En dat hield ik vast tot ik weer op huis aanreed.

Willem.