‘Gemeenschapszin, kent u dat woord?’ zou ik Paul Haenen in de rol van dominee Gremdaat willen nazeggen. Gevoel voor verbondenheid met de gemeenschap en er naar handelen, zegt het woordenboek. Sinds de coronacrisis heeft het een algemenere betekenis gekregen. We zien meer naar elkaar om, lijkt het wel. Ik loop regelmatig door het dorp, tref er mensen en luister naar wat ze zo terloops te vertellen hebben. Dat valt ook onder gemeenschapszin; elkaar verstaan. Dan hoor ik bijvoorbeeld wie er gaat verhuizen of wie er ziek is en soms wie er is overleden. Vooral bij het laatste schrik ik. Tinie Meijering overleden? Ach, triest. Ik ben haar altijd Tineke van der Veen blijven noemen, omdat dit haar meisjesnaam was. Ze woonde bij ons in de buurt, we speelden blikspuit of verstoppertje en kwamen op elkaars verjaardag. We waren nog een tijdje begeleiders bij de jeugdclub in het dorpshuis. Ze trouwde en verhuisde naar Beilen. Zelden meer gezien, maar toch altijd in mijn geheugen gebleven. Een dag later hoor ik dat Jonnie Schuiling is overleden. Nee toch! Kan niet. Ja, wel. Onbegrijpelijk. Ik kende hem al van de lts. We fietsten weleens samen op. En dan ineens… Vreselijk! Hij heeft veel voor met name de voetbalclub betekend en als vrijwilliger voor het dorpshuis. Wat je kunt doen is de nabestaanden steunen met een woord of een kaart. Jonnie was net zo oud als Tineke en net zo oud als ikzelf. Alles wordt ineens zo relatief.
Ik loop verder. Langs het huis waar Fedde & Wies de Boer en hun meiden een groot deel van hun leven hebben gesleten. Wies is ook zo plotseling uit de tijd gekomen en Fedde verkaste vorig jaar naar Zuidlaren. Het oude huis wordt nu verbouwd en krijgt weer het aanzien voordat het een winkel werd. Zoals het eruit zag toen het gezin Starkenburg er woonde. Daarna nam kruidenier Poelman het pand over en verbouwde het tot winkel en daar weer na kocht de familie Dekker het. Zij verhuisden later naar Meppel. Bertha Dekker is twee weken geleden overleden. Fedde komt nog regelmatig langs. Hij gaat in het dorpshuis met de jongens biljarten of gaat naar zijn schuur aan de Torenveen en rommelt daar wat. Maar dat is eindigend. De boel moet leeg en verkocht en als een mens kleiner gaat wonen blijkt ineens hoeveel spullen hij heeft. Gerda Sanders heeft inmiddels de handel gesorteerd voor de verkoop. Antiek, bijna antiek en wat er naast heeft gelegen. Tinnen bekers, vaasjes, eierdopjes, schilderijtjes, cd’s, grammofoonplaten, dvd’s, boeken en allerlei niet te benoemen frutseltjes. Komende zondag en Hemelvaartdag kunt u er in ieder geval terecht om wat aardigs te scoren. Niet dralen, gewoon doen!
En verder gaat mijn wandeltocht. Langs de vroegere kapsalon annex postkantoor van Jan & Roelie Piening, nu een woonhuis en daar weer naast de vroegere winkel en schoenmakerij Trip. Van al die winkels en werkplaatsjes is niets meer over. Je kunt je afvragen of dat jammer is. Drie, vier bakkers…, is dat anno 2022 nog wel realistisch? Hoe stond het toen bijvoorbeeld met de gemeenschapszin? Was die hechter dan nu? Is de huidige angst voor de grote beer aan de oostzijde misschien mede oorzaak dat we nu wat empathischer worden? Dat zou best kunnen. Dan zou je dit -hoe wrang- ‘positief’ kunnen noemen.
Ik zet me eventjes neer op het bankje recht tegenover het vroegere expeditiebedrijf van Geert, later Jan, Everts en waan me in gedachten in de voortuin van Harm Nijboer (Haarm Doem) en hoor in de verte The Eurythmics’ Sweet dreams are made of this. Noem het toeval. Alhoewel… zo sweet zijn al die dromen nou ook weer niet.
Willem.